Ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing kan de ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, handboeien aanleggen indien op grond van de feiten of omstandigheden redelijkerwijs gevaar valt te vrezen voor:
De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van een vrijheidsbeperkend middel als bedoeld in artikel 22, artikel 22a of artikel 22b, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van het middel hebben geleid.
In de memorie van toelichting wordt een nadere uitleg gegeven over het gebruik van de handboeien:
Het gewijzigde artikel 22 brengt duidelijker tot uitdrukking dat in het geval een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd vervoerd of verplaatst moet worden, de ambtenaar, kort gezegd, alleen bij vluchtgevaar of ten behoeve van de veiligheid de beslissing kan nemen om handboeien aan te leggen. Als er redelijkerwijs geen gevaar voor ontvluchting of voor de veiligheid van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden, valt te vrezen, legt de ambtenaar geen handboeien aan. Als dit gevaar er redelijkerwijs wel is, dan is het aan de professionele inschatting van de ambtenaar om de beslissing te nemen tot het aanleggen van handboeien over te gaan.
Van «standaard» aanleggen van boeien, waarvoor de Nationale ombudsman terecht waarschuwt, is geen sprake. Gelet op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zou «standaard» aanleggen te ver strekken. In de praktijk zal de betrokken ambtenaar op grond van de feiten en omstandigheden van het geval dienen af te wegen of het aanleggen van handboeien noodzakelijk is. Omstandigheden die hier mee kunnen spelen kunnen gelegen zijn in de persoon van degene die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, de inrichting van de (dienst)auto waarin wordt vervoerd, de situatie waarin wordt vervoerd of verplaatst en de mogelijkheden om op andere wijze met minder ingrijpende maatregelen een veilig transport te waarborgen. Bij omstandigheden die samenhangen met de persoon kan onder meer worden gedacht aan diens gedrag, postuur, leeftijd, het hebben van eerdere ervaringen van de politie of de Koninklijke marechaussee met deze persoon (bijvoorbeeld eerder vluchtgedrag), dan wel de aard of de (geringe) ernst van het feit waarvoor deze is aangehouden.
Onder «ten behoeve van vervoer of verplaatsing» valt niet alleen het vervoer en de verplaatsing zelf, maar ook de periode direct daaraan voorafgaand waarin een persoon gereed wordt gemaakt voor het vervoer of de verplaatsing. Bijvoorbeeld wanneer een ingeslotene wordt opgehaald uit diens cel om naar een vervoermiddel te worden gebracht. Bij verplaatsing is sprake van het overbrengen van een persoon binnen eenzelfde locatie, waarbij geen vervoermiddel wordt gebruikt.
In artikel 22b is artikel 22 van overeenkomstige toepassing verklaard op een persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op het politie- of brigadebureau wordt of is overgebracht. De ambtenaar kan besluiten tot het aanleggen van handboeien bij een dergelijke persoon als op grond van feiten of omstandigheden redelijkerwijs gevaar valt te vrezen voor diens veiligheid, van de ambtenaar of van derden. De grond «vrees voor ontvluchting» geldt hier niet, omdat de persoon niet rechtens van zijn vrijheid is beroofd. De rechtvaardiging voor de inbreuk op voornoemde rechten is gelegen in de bescherming van de veiligheid van de desbetreffende persoon, van de ambtenaar of van derden.